Museum - Persoonsbewijzen:
In 1941 krijgt iedere Nederlander een persoonsbewijs.
Iedereen is verplicht om dit document in het openbaar bij zich te dragen.
Op het persoonsbewijs staat een foto, een handtekening en een vingerafdruk.
Het document is het meest geavanceerde identiteitsbewijs van Europa en is moeilijk na te maken.
Bij Joden wordt in hun persoonsbewijs op twee plaatsen een ‘J’ gestempeld.
Hierboven het identiteitsbewijs van Bernard Jannink. Het persoonsbewijs van zijn vrouw Sien staat in de kantlijn. Net als het persoonsbewijs van Hendrik Masselink. (let op zijn vrijstelling van de Arbeitseinsatz)
Een bijzonder persoonsbewijs is de onderstaande. Het is een bewijs van lidmaatschap van de rooms-katholieke kerk van Bernard Jannink uit de tweede wereldoorlog. Dit had natuurlijk geen officiële waarde, maar bekend is dat hij deze altijd bij zich droeg.
Museum - Op de bon:
Zowel in de Eerste Wereldoorlog als in de Tweede Wereldoorlog bestond in Nederland distributie, waarbij allerlei voedingsmiddelen en goederen "op de bon" waren.
Ook ná de Tweede Wereldoorlog was nog een aantal jaren distributie nodig van schaarse artikelen.
Om aan distributiebonnen te komen moest men in het bezit zijn van een zogenoemde, door de overheid verstrekte, distributiestamkaart.
De eerste distributiestamkaart was nog al eenvoudig na te maken. Dus al snel volgde er een tweede die dit een stuk moeilijker maakte.
Hierboven de complete serie documenten van mevr. G. Smit - Timpers uit Almelo.
De set bestaat uit het persoonsbewijs, de eerste distributiekaart en de tweede distributiekaart.
Ook baby's moesten een stamkaart hebben, zoals hieronder te zien is. Foto 1 en 2 zijn van de Eerste distributiestamkaart van baby Netty. (1 dag oud)
Op Foto 3 is baby Netty te zien in de tweede wereld oorlog, 1 jaar oud.
Foto 4 en 5 zijn van haar 2e distributiestamkaart.
Het was een hele administratie voor de huisvrouw om de distributiezaken te regelen.
Om de spullen bij elkaar te houden gaven winkels hoesjes uit. Zowel voor losse bonnen als voor distibutiekaarten.
Hieronder foto's van een hoesje uitgegeven door De Gruyter kruideniers aan de familie de Valk uit Almelo.
Wanneer men de bonnen had verkregen, kon men op in de kranten aangekondigde tijden de winkel bezoeken om gerantsoeneerde producten te kopen.
Omdat iedereen op hetzelfde moment zijn bonnen moest inleveren, stonden voor de winkels lange rijen.
Men had geld en distributiebonnen nodig; had men wel geld maar geen bonnen dan mocht er niet verkocht worden.
Op 11 oktober 1939 werd in Nederland suiker als eerste product in de Tweede Wereldoorlog alleen verkrijgbaar met bonnen.
Vanaf januari 1940 gold dit ook voor erwten.
Tot in de jaren 50 bleven veel goederen slechts "op de bon" verkrijgbaar, koffie was in 1952 het laatste product dat ten slotte weer vrij verkrijgbaar werd.
Museum - Surrogaat en zo:
Een surrogaat is een product dat een ander vervangt, maar dat een andere, vaak mindere, kwaliteit heeft.
Surrogaten worden gemaakt in perioden van schaarste.
Tijdens de bezetting van Nederland werd in de Tweede Wereldoorlog steeds meer gebruiksartikelen vervangen door surrogaten:
Zeep werd vervangen door kleizeep. Dit bestond uit een kleibasis met daaroverheen zand.
Tabak werd vervangen door in Nederland gekweekte tabak die ongefermenteerd werd verwerkt. Overigens werd bijna alles wat brandbaar was gebruikt als "tabak".
Ook in Almelo werd ook surrogaat-tabak gemaakt. Naast De Waag zat "Weduwe Boom Tabak" waar Surrogaat- en Amateur-tabak gemaakt werd. De een was op de bon, de ander was vrij verkrijgbaar.
De samenstelling van brood werd gewijzigd. Dit oorlogsbrood werd gemaakt met tarwemeel van een hogere uitmaling dan normaal en er werd in de loop van de bezetting steeds meer roggemeel, aardappel- of peulvruchtenmeel aan toegevoegd. Het was donker van kleur en smaakte klef en zurig. Er zijn zelfs gevallen bekend dat aan het brood houtzaagsel werd toegevoegd.
Koffie was gemaakt van granen en cichorei.
Schoenen waren niet gemaakt van leer, maar van karton.
Touw was van papier gemaakt.
Zelfs de grondstoffen voor muntgeld en lijkkisten werden vervangen door surrogaatmiddelen. Lijkkisten werden niet van hout, maar van karton gemaakt en muntgeld van zink.
Op het zinken geld waren de afbeelding van de koningin verdwenen en "Koninkrijk der Nederlanden" was vervangen door "Nederland".
Ook een mooie vorm van schaarste... een Delftsblauwe tegel van papier.
Gasmunten:
Gasmunten bestonden al ruim voor de eerste wereld oorlog.
Zinken gasmunten zijn in 1942, op verzoek van diverse gemeenten waar gasmeters in gebruik waren die op gewone munten werkten, aangemaakt ter vervanging van de door de Duitse bezetter ingenomen koperen en zilveren munten.
De nieuwe zinken oorlogsmunten hadden een andere maat en pasten daardoor niet in de muntmeters.
Het doel van de gaspenningen was te voorkomen dat mensen een te grote betalingsachterstand opliepen bij het gasbedrijf.
Het weerhield de mensen er niet van om creatief te worden. De controleurs vonden regelmatig knopen, vreemde muntjes die passend gemaakt waren en ander knutselwerk in de meters. uiteraard moesten de creatievelingen later alsnog in de buidel tasten.
Ook was bekend dat muntjes aan een touwtje in de meter gedaan werden, om er vervolgens weer uit gevist te worden.
Betaalmiddelen:
Zilverbon: muntpapier ter vervanging van zilvergeld, (voor de gulden en de rijksdaalder.)
De zilverbon werd in Nederland tijdens de beide wereldoorlogen wegens een tekort aan muntmateriaal door de staat uitgegeven en tenslotte weer aan de circulatie onttrokken.
Verboden:"
Vanaf 1942 wordt er steeds meer ge- en verboden door de bezetter.
Onder andere het KJMV (Katholieke Jonge Meisjes Vereniging) werd verboden, Zoals te zien is aan het "Bidprentje"/mededelingsbriefje van de nationale bestuur van de KJMV uit 1942. Deze werden uitgedeeld bij de verschillende afdelingen in het land.
Bronnen:
muntonline.nl,
www.tweedewereldoorlog.nl, wikipedia.org,
www.museumvandevrouw.nl/
www.ensie.nl,
C.B. Cornelissen.
Klik naar boven of naar startpagina